WONEN IN ITALIË – In quarantaine
Ik ben weer terug in Mombarcaro. Bij mijn aankomst zag ik het liggen, hoog op zijn heuvel, omringd door slierten mist. Ik vond het wel iets symbolisch hebben. Mombarcaro als een Ark van Noach, drijvend boven het geïnfecteerde land. Virus vrij, maar hoelang nog?
De angst is groot. Dat merkte ik de avond voor mijn vertrek uit Nederland. Ik had mijn buurvrouw zonder er goed bij na te denken, geschreven dat het coronavirus zich in Nederland steeds verder verspreidt. De reactie was er één van paniek.
Zou ik niet beter in Nederland kunnen blijven? vroeg ze, gevolgd door dringende apps van schoondochter. Ze waren doodsbenauwd voor besmetting. Maar ik vertrok toch. Ik ging wel vrijwillig in quarantaine. In Duitsland ergens bij een Rastätte werd ik gebeld: Simone, de burgemeester van ons dorp.
Hij waarschuwde me dat ik nooit de Italiaanse grens over zou komen. Hij zou me een paar formulieren toesturen die ik moest invullen en die me zouden kunnen helpen.Ik begon nu flink zenuwachtig te worden.
Wat als ik bij de grens werd teruggestuurd?
Teruggaan was geen optie. Ik wilde de lieve vrienden waar ik in Uden logeer niet extra belasten. Koortsachtig bedacht ik een plan B. Ik zou naar mijn vrienden gaan die in de Provence wonen.
In mijn Duitse pensionnetje kreeg ik mijn ontbijt nauwelijks door m'n keel. Om kwart over zeven vertrok ik al. Plankgas richting Bazel en de Bernard-tunnel. Daar aan het begin van de tunnel is de grens met Italië.
Na Martigny zat ik praktisch alleen op de weg. Er verschenen ook borden die waarschuwden dat Italie maar heel weinig verkeer toeliet. Helemaal alleen kwam ik in mijn Panda bij de tunnel aan. Ik betaalde bij het Zwitserse loket en reed langzaam door. Daar was de Italiaanse douane. Ik stopte.
Drie aardige mannen vroegen om mijn papieren. Ik gaf ze m'n paspoort, carta d' identità en de twee formulieren van Simone. Ik legde ze m'n situatie uit. Vertelde dat ik mijn 94-jarige moeder in Olanda had bezocht. Ze glimlachten welwillend. Eén van hen vroeg me de auto te parkeren.
Ze verdwenen in een kantoortje en bogen zich over de paperassen. Het leek eindeloos te duren. Na een minuut of tien kreeg ik het stapeltje weer terug. Ik kon doorrijden. Wat was ik opgelucht.
Vervolgens reed ik een doodstil en verlaten Italië binnen. De wegrestaurants waren gelukkig wel open, daar dronk ik een eerste espresso. "Ik bel je zodra ik thuis ben" had ik tegen Simone gezegd. "Je wordt wel opgevangen door de 'forze d'ordine' " antwoordde hij. Maar dat viel reuze mee. Er was geen mens te zien, toen ik mijn straat in reed.
"En je moet er rekening mee houden dat je meteen in quarantaine moet" had hij eraan toegevoegd. Ik stelde me al voor dat twee militairen voor m'n deur zouden posten om me in de gaten te houden. Als het dan maar leukerds zijn, dacht ik nog. Dan kunnen ze via het open raam koffie van me krijgen. Maar niks militairen.
Onze burgemeester was stomverbaasd toen ik hem belde om te vertellen dat ik was aangekomen. We handelden alles telefonisch af. Mijn quarantaine, de dokter die langs zou komen en een formulier voor de ASL (soort GGD) dat ik moest tekenen. Toen vroeg hij of ik nog iets nodig had. Boodschappen had ik al uit Nederland meegenomen maar m'n pallets waren bijna op.
Een half uur later stonden er twee zakken pallets voor m'n deur. Ook m'n twee buurvrouwen lieten zich horen. Ze boden aan boodschappen voor me te doen. Telefonisch en via de app. Ze kwamen hun huis niet uit. Alleen de buurman zwaaide me vanaf de straat uitgebreid toe.
Vervolgens schreef ik een stukje aan mijn dorpsgenoten op de Mombarcaro-app.
Onderstreepte dat ik me strikt aan de quarantaine zou houden, dat ik blij was dat ik deze moeilijke periode met mijn dorpsgenoten kon delen en dat ik over twee weken extra blij zou zijn hen allemaal weer te zien. Hartverwarmende reacties volgden.
De eerste uren thuis beantwoordde ik alleen maar lieve apps, uit Nederland en hier uit de omgeving. Wat ben ik blij weer thuis te zijn en zo verwelkomd te worden. Want de angst is er, dat voel je. "Op een dag komt het virus ook hier" zei Grazia door de telefoon. Ik probeerde haar gerust te stellen.
Dit zijn geen beste tijden voor hypochonders. Als je het al niet was, dan zou je het nu wel worden. Ieder hoestje, iedere nies doet mensen opschrikken. Het zal toch niet....? En wie hoest en kucht er nou niet in deze tijd van het jaar. "Heb je verschijnselen?" Angstvallig voel ik of ik al iets voel. Kriebel in m'n keel door droogte, alles is verontrustend.
De vriendin van de burgemeester stuurde mij een video van een kinderkoortje dat een geestig liedje over het coronavirus zingt. "La virus si fermerà" klinkt het vol vertrouwen. Laten we het daar maar op houden.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.